Doop en proefvaart

De doop van de Titanic vond plaats op 31 mei 1911 en markeerde een belangrijke mijlpaal in de bouw van het schip. Duizenden belangstellenden, waaronder lokale bewoners en werknemers van Harland & Wolff, verzamelden zich aan de oevers van de rivier de Lagan in Belfast om getuige te zijn van deze indrukwekkende gebeurtenis. De ceremonie werd geleid door de vrouwelijke leden van de White Star Line, waarbij Margaret Brown – beter bekend als “The Unsinkable Molly Brown” – een prominente rol speelde. Tijdens de ceremonie werd de traditionele fles champagne tegen de romp van het schip geslagen, wat symbool stond voor de doop.

Na de doop onderging de Titanic enkele proefvaarten in april 1912, weken voordat ze haar eerste commerciële reis zou maken. Deze proefvaarten waren cruciaal om de prestaties van het schip te testen, waaronder zijn snelheid, manoeuvreerbaarheid en de werking van de verschillende systemen, zoals de krachtcentrales en de watertanks. Ingenieurs en technische teams observeerden deze testen zorgvuldig om ervoor te zorgen dat alles voldeed aan de strenge veiligheids- en kwaliteitsnormen.

De proefvaarten van de Titanic werden als succesvol beschouwd, en het schip bewees zowel stabiliteit als snelheid tijdens de tests. Op dat moment was het qua luxe en afwerking onovertroffen, maar er werd op dat moment ook nog niet volledig besef of voorbereiding getroffen voor de veiligheidsrisico’s, ondanks dat het schip was uitgerust met watertight compartments en andere veiligheidsvoorzieningen. De doop en de proefvaarten markeerden een significant moment in de scheepvaartgeschiedenis, wat de weg vrijmaakte voor de Titanic om in april 1912 haar fatale eerste reis te beginnen.